Verdediging van de zuidgrens

Ondanks de overwinning op papier in Arques, was men in Vlaanderen niet onverdeeld gelukkig met de manier waarop Willem van Gulik zijn veldtocht richting Saint-Omer georganiseerd had. Het kwam zelfs tot openlijke ruzie met zijn oom, Jan van Namen. De enorme populariteit van Willem bij het gewone volk was daar zeker ook niet vreemd aan.

Met de komst van Filips van Chieti, een oudere zoon van Gwijde van Dampierre die carrière had gemaakt in ItaliĆ«, kreeg Vlaanderen ondertussen een nieuwe ruwaard aan het bewind. Hij bevestigde de nieuwe privileges aan de steden, om in die onzekere tijden van oorlog verzekerd te blijven van hun steun.

Het Franse leger vlucht

De oorlog aan de zuidgrens van Vlaanderen was echter nog niet voorbij. Een vers Frans leger onder leiding van constabel Gaucher de Châtillon vormde een nieuwe bedreiging. In de omgeving van Saint-Omer stonden sinds vijf juli 1303 opnieuw een volwaardig Frans en Vlaams leger tegenover elkaar. De Fransen aarzelden echter, zo dicht bij de verjaardag van hun nederlaag in Kortrijk. Tot verbazing van de Vlamingen desintegreerde het Franse leger op die 11 juli en vluchtten ze hals over kop richting Frankrijk.

Daarmee lag de weg open voor de Vlamingen om diep door te dringen op vijandelijk gebied. De bisschopsstad Therouanne (Terwaan) werd geplunderd en vele dorpen in de buurt ondergingen hetzelfde lot. De andere bisschopsstad, Doornik, werd vanaf begin augustus belegerd.

Plundering van Therouanne

Voorstelling van de plundering van Therouanne
Uit de Kroniek van Giovanni Villani rond 1345.

Maar uiteindelijk trok het Vlaamse leger zich einde september terug, na het afsluiten van een wapenstilstand met de Fransen. Tijdens deze wapenstilstand werd de oude graaf Gwijde van Dampierre toegestaan uit zijn Franse gevangenis tijdelijk naar Vlaanderen terug te keren, in een vergeefse poging een vrede te onderhandelen.

einde

Meer info over de schermutselingen aan de zuidgrens kan u o.a. terug vinden in :
J.F. VERBRUGGEN, Vlaanderen na de Guldensporenslag, Brugge, 1991.