Robrecht Blancaert is geboren te Brugge in het jaar 1269 als enige zoon van Ramond, een schepper of kleermaker, en Paula. Robrecht helpt van jongs af mee in de kleermakerszaak van z'n vader. De zaak bloeit en alles verloopt naar wens. De stoffen voor de kledij worden aangekocht bij de lakenhandelaar Ywein vanden Hoorne. Naarmate Robrecht ouder wordt krijgt hij het vak goed onder de knie. Ondertussen dient hij ook in de stedelijke militie bij de afdeling van de kleermakers en kousscheppers.
In z'n schaarse vrije tijd houdt hij zich bezig met muziek. Robrecht bespeelt de trom en komt als muzikant in verschillende herbergen, ook buiten Brugge. Zo ontmoet hij in Gent Kateline, die er helpt in de herberg van haar vader. Meermaals ontmoeten ze elkaar en na verloop van tijd verhuist Kateline mee naar Brugge, waar ze trouwen in 1294.
Van Ywein vanden Hoorne krijgt Robrecht een job als kleermaker- klusjesman aangeboden. Hij treedt er dan ook in dienst en verblijft met Kateline in de bediendenvertrekken van Ywein vanden Hoorne, die trouwens nog steeds zaken doet met de vader van Robrecht. Een klein jaar later wordt hun eerste zoon Jehan(1295) geboren , kort daarop komt hun tweede zoon Joris(1296) ter wereld en wanneer in 1301 Nicholay het eerste levenslicht ziet is Vlaanderen reeds meer dan een jaar bezet door Frankrijk.
Ywein vanden Hoorne is een Liebaart en ondervindt veel hinder van de Franse bezetting en de kuiperijen van zijn concurrenten Leliaarts. Mede daardoor wordt Robrecht door Ywein opgedragen de wever en volksmenner Pieter de Coninck te steunen. Een maand na het bezoek van koning Filips de Schone aan Brugge laat het Leliaartse stadsbestuur de wever gevangen nemen. Robrecht is een van de mannen die hun held komen bevrijden. Maar de Fransen komen terug en Pieter de Coninck en zijn aanhang moeten vluchten.
Heel de zomer en herfst van 1301 kan Robrecht niet terugkeren naar Brugge, maar hij weet dat zijn gezin relatief veilig is bij zijn meester Ywein vanden Hoorne. Pas in december 1301 keert het tij en neemt Pieter de Coninck met zijn gevolg de stad Brugge weer in. Robrecht is herenigd met zijn gezin. Na een paar maanden trekt Willem van Gulik, kleinzoon van graaf Gwijde van Dampierre, met zijn gevolg Brugge binnen. Joris van Zerkingen uit diens gevolg, wordt in het huis van Ywein ingekwartierd.
Wanneer in mei 1302 de Franse landvoogd Jacques de Châtillon naar Brugge optrekt om de opstandelingen een lesje te leren, is Robrecht weer verplicht samen met een paar duizend andere Liebaarts de stad te verlaten. Kateline is de wanhoop nabij. De Franse soldaten die de stad nu bezetten voorspellen niet veel goeds. De bannelingen keren in de nacht van 17 op 18 mei terug naar Brugge en de bezetter wordt op een bloedige wijze verjaagd uit de stad. Robrecht haast zich met Joris van Zerkingen tijdens deze Brugse Metten naar het huis van Ywein om zijn gezin veilig te stellen.
De Brugse stadsmilitie wordt nu volledig gemobiliseerd en Robrecht moet met zijn eenheid meetrekken. Op 11 juli staat hij met zijn goedendag klaar in Kortrijk en weert zich dapper. Tijdens het overwinningsfeest en de terugtocht naar Brugge leert hij Joris van Zerkingen beter kennen. Nadat Heer Joris met Elisabeth, de dochter van Ywein vanden Hoorne is getrouwd, komen Robrecht, Kateline en de kinderen in zijn huishouden terecht. Ze hebben het er goed.
Robrecht Blancaert heet in het werkelijke leven Rony Potums en is magazijnier.