Het meest tot de verbeelding sprekend wapen uit het middeleeuwse arsenaal is het zwaard. Sinds jaar en dag staat het zwaard meer dan eender welk ander wapen symbool voor de ridderlijkheid. Het waren wel niet alleen ridders die zwaarden hanteerden. Ook voetsoldaten werden uitgerust met zwaarden.
Het zwaard van een ridder rond 1302 was tamelijk kort, net geen meter lang. De kling had een dubbele snede en was breder aan het gevest dan aan de punt. Over drievierde lengte van de kling liep er een geul, die vooral de stijfheid van het zwaard diende. De pareerstang was recht ofwel lichtjes gebogen naar de kling toe. Het gevest liet toe het zwaard te hanteren met een enkele hand.
Boven op het gevest zat de zwaardknop, die rond 1302 meestal rond was. Die knop was tamelijk zwaar en had een dubbele functie. Enerzijds om als tegengewicht dienen voor het gewicht van de kling zodat het zwaard gebalanceerd in de hand kon gehouden worden. En anderzijds om als knots gebruikt te worden als er geen plaats of tijd was om met de kling uit te halen in een gevecht.
Voor het vechten te paard beschikten de ridders circa 1302 ook nog over een groter oorlogszwaard. Die zwaarden waren een stuk langer dan de standaard zwaarden en hun gevest was ongeveer anderhalve hand in lengte. Met die langere zwaarden konden de ridders te paard beter hun vijanden te lijf gaan.
Voor de ridder was het zwaard eigenlijk niet het belangrijkste wapen in de strijd. Zij vielen steeds eerst aan met hun lans. Slechts indien de lans verloren geraakt tijdens het gevecht of niet meer bruikbaar is zal de ridder zijn zwaard trekken.
Met het gewone zwaard kan men zowel slaan als steken. Maar het vraagt heel wat training om op een correcte wijze met een zwaard te kunnen vechten. Voor het gewone volk was een dergelijke training geen evidentie. Het fautsoen bood een eenvoudiger hanteerbaar wapen waarmee vooral geslagen werd. Dit wapen was specifiek ontworpen om met veel kracht door wapenuitrustingen te kunnen klieven. De kling liep breed uit naar de punt en er was maar een enkel snijvlak. Vanwege het eenvoudiger gebruik was het tamelijk verspreid binnen stadsmilities. Dit wapen wordt soms ook incorrect als badelaar benoemd. Een badelaar was een soort lange dolk.