In het jaar 1282 ziet Johannes van den Driessche in Kortrijk het levenslicht. Samen met zijn broers David en Jacobus groeit hij op in de schrijnwerkerij van zijn ouders Marcus en Anna. Van de wieg waarin hij grootgebracht wordt, het speelgoed waarmee hij de wereld verkent en de paplepel uit het kommetje dat hem voedt, ondervindt hij aan den lijve hoe alom vertegenwoordigd hout in zijn leefwereld wel is.
Al ziende en doende begint hij net als de andere zonen van Marcus in het atelier van hun vader als leerling. Zo krijgt hij de basisvaardigheden van het houtbewerken onder de knie en leert hij veel van het repetitieve werk die met het voorbereidingswerk van meubels en kisten gepaard gaat. Jaren later als gezel beheerst hij inmiddels heel wat houtverbindingen waar noch nagels noch spijkers aan te pas komen. Ook het houtsnijden nodig voor de gesculpteerde panelen van de schrijnen die rijke patriciƫrs als meubel bestellen, vergt veel oefening. Maar oefening baart kunst! Johannes heeft zijn passie gevonden en via een handelaar uit Brugge krijgt hij de kans om mee te reizen naar de bloeiende handelsstad waar ook houtsnijden zich op een niveau ontwikkelt waar het kleinere broertje Kortrijk niet aan tippen kan.
Johannes vertrekt in 1297 naar Brugge waar hij zich via een Brugse meester in de artistieke kant van het houtsnijden verdiept. Zo vervolledigt hij zijn leerschool in de houtbewerking om later zelf een volwaardig meester te worden. Ondertussen bloeit de schrijnwerkerij in het Kortrijkse dankzij David en Jacobus onder het streng toeziend oog van vader Marcus. In Vlaanderen ligt echter het onheil op de loer... Een oorlog tussen de graaf van Vlaanderen en de Franse koning barst los en het Franse leger baant zich een weg door het graafschap Vlaanderen. De verovering van tal van Vlaamse steden gaat gepaard met de plundering van het platteland rondom. Na het beleg van Rijsel kan ook Kortrijk aan zijn lot niet ontkomen.
Tijdens de agressieve inval in hun thuisstad proberen Marcus en Jacobus hun schrijnwerkerij te behoeden voor vernieling. Zonder mededogen worden beiden tijdens het verdedigen van hun zaak voor de ogen van moeder Anna vermoord. David heeft het geluk reeds in Brugge te zijn waardoor hij de gruwel van de moord op zijn vader en broer alsook zijn eigen dood gespaard blijft. Als Johannes het drama te horen krijgt, stort zijn wereld in en ontstaan er wraakgevoelens jegens de Franse bezetter waardoor hij in Brugge sympathiserende ambachtslieden opzoekt. Die steun vindt hij bij een vertrouwde klant, Lonis van Poelvoorde. Zo kan Johannes zich aansluiten bij de stadsmilitie van Brugge en leert hij er handwapens maken en hanteren.
Het verlies van hun dierbaren en de vernielde schrijnwerkerij wegen zwaar door voor David en Anna in Kortrijk. Tijdens de kortstondige wapenstilstand probeert David samen met zijn moeder en met de financiƫle steun van Johannes vanuit Brugge, de zaak herop te bouwen tot de Fransen in 1300 opnieuw binnenvallen en met de bouw van een dwangburcht Kortrijk onder controle houden. Het wordt net zoals bij tal van andere ambachtslui David teveel en hij vervoegt Johannes in Brugge, waar ondertussen de opstand aan het broeien is onder Pieter de Coninck. Beide broers sluiten zich aan bij de opstandelingen van Pieter en komen zo in contact met Joris van Zerkingen wanneer ze samen in de nacht van 17 op 18 mei de Fransen uit Brugge verjagen. Op 11 juli 1302 staan Johannes en David samen met Joris in de confrontatie met het Franse leger in Kortrijk. In het strijdgewoel sneuvelt de oudste telg van de vanden Driessches, David. Zonder veel krijgservaring maar gesterkt door zijn wraakgevoelens en gesteund door zijn kameraden van de coningstavelrij van Joris overleeft Johannes de veldslag op het Groeningheveld.
Door de brandstichtingen in de binnenstad vanuit de Franse burcht tijdens de veldslag, is het houtatelier in Kortrijk volledig uitgebrand en Johannes besluit om zich samen met zijn moeder definitief bij het gevolg van Joris van Zerkingen te vervoegen. Zo kunnen ze in Brugge het huishouden van Joris versterken waarbij Johannes zijn vaardigheden als houtbewerker en Annas ervaring in de keuken goed van pas komen. Johannes leert in Brugge na enkele jaren Eva kennen en bouwt met haar na de woelige gebeurtenissen van 1302 langzaam maar zeker een nieuw leven op met een eigen houtatelier. In 1318 wordt hun zoontje Wolverik geboren. Na een woelige geschiedenis is zo de meubelzaak van Marcus de schrijnwerker getransformeerd van het bescheiden Kortrijkse naar het welvarende Brugge en kan Wolverik later de fakkel overnemen, in de voetsporen van Johannes, die inmiddels meester werd in het ambacht van het houtsnijden.
Johannes van den Driessche heet in het echte leven Wannes Vandendriessche en is treinbegeleider bij de NMBS.