Handel en commercie

De handelsplaats was in de middeleeuwen steeds een welbepaalde fysieke plaats. Alle handel vond plaats tijdens regelmatig terugkerende markten of samenkomsten, die meestal een variërende tijdsduur kenden, afhankelijk van de grootte. Deze markten zorgden voor een bloei van de lange afstandshandel. De meeste goederen waren relatief zeer kostbaar en de handelaars die de jaarmarkten aandeden reisden dikwijls over aanzienlijke afstanden.

De middeleeuwse markt

In Vlaanderen ontstond een drie lagen systeem gedurende de 11de en 12de eeuw.

  • Plaatselijke markten in de meeste dorpen.
  • Regionale markten in de voornaamste steden.
  • Internationale jaarmarkten in het graafschap Champagne.

Plaatselijke markten werden georganiseerd in vrijwel elk dorp en verscheidene van de markten samen vormden een soort permanente handelscentra. Elke dag van de week had je wel ergens in de buurt een andere markt.

De tweede laag werd gevormd door een aantal regionale markten die in belang wonnen tijdens de 12de eeuw. Deze markten werden afwisselend georganiseerd in een reeks steden, aldus de handelaars de mogelijkheid biedend alle mogelijke markten in hun omgeving te kunnen aandoen. Het marktseizoen duurde zolang dat de handelaars nog de mogelijkheid hadden van te reizen en handel te drijven. De meeste handelaars die deze markten bezochten reisden samen met hun goederen en planden hun verkoopsgesprekken met hun collega's pas als ze ter plaatse waren. De Vlaamse markten kenden een neerwaartse trend met de groei van de steden als grote handelscentra in de 13de eeuw, maar het systeem van de regionale markten verdween pas in de late middeleeuwen.

De Ieperse lakenhallen en belfort

De Ieperse lakenhallen en belfort, voltooid in 1304.

Aan de top van het 13de eeuwse handelssysteem stonden de grote jaarmarkten van Champagne. Deze waren de meest uitgebreide en commercieel belangrijke markten van het Europese continent. Zij zorgden voor de noodzakelijke verbinding van de Lage Landen met Italië, beiden de belangrijkste commerciële regio's van de toenmalig gekende wereld. Tijdens de late 12de eeuw ontstond een cyclus van zes jaarmarkten, elk zes weken durende. Twee van deze jaarmarkten werden elk gehouden in Provins en Troyes en telkens weer een jaarmarkt in Bar-sur-Aube en Lagny. Over het algemeen was er een pauze van twee weken tussen elk van deze jaarmarkten.

Handelaars

Tijdens de 13de eeuw was de internationale zakenman een reizend handelaar wiens reisroute bepaald werd door de verschillende jaarmarkten die hij aandeed. De grote jaarmarkten van Champagne mikten duidelijk op de internationale zakenman. De organisatie van zulk een markt was zeer strikt en wel gedefinieerd. De eerste week diende om de uitstallingen langs de straten van de stad in orde te zetten. Dan volgde een tien dagen durende laken en stoffen verkoop, een elf dagen durende lederverkoop en negentien dagen verkoop van allerhande andere spullen. Aan het einde van elke jaarmarkt werden een paar dagen uitgetrokken om alle rekeningen te vereffenen.

De rol van de handelaar veranderde licht. Hij reisde wel meestal nog mee met zijn goederen, maar kwam dikwijls pas aan nadat de jaarmarkt al geopend was. Hij had in dat geval al koeriers vooruit gestuurd die sneller konden reizen dan de bagagewagens. Hun taak was op de openingsdagen van de jaarmarkt de nog onderweg zijnde goederen reeds aan te prijzen. Hierdoor werden soms goederen aangekocht zonder eerst gezien te zijn en het werd zelfs gewoonte reeds in dit stadium betalingen uit te voeren.

Onderweg naar de moderne commercie

Rampspoed sloeg toe in de late 13de eeuw toen de Franse koning het graafschap Champagne annexeerde bij zijn koninklijke domeinen. Hierop wilde hij Vlaanderen op haar knieën dwingen door de jaarmarkten strikt te gaan beperken. De groeiende belangrijkheid van de zeeroute tussen Italië en de Lage Landen via de Straat van Gibraltar zorgde er voor dat uiteindelijk de jaarmarkten in Champagne in de 14de eeuw volledig hun belang verloren.

Handelsmarkten zouden nooit verdwijnen van de Europese scène, maar ze werden eigenlijk niet veel meer dan regionale markten waarop voornamelijk vee en landbouwproducten verhandeld werd. In contrast hiermee begonnen de internationale handelaars eerder vanuit hun kantoren in hun thuisbasis in de belangrijkste Europese steden handel te drijven en reisden ze niet meer rond.

De Brugse lakenhallen en belfort

De Brugse lakenhallen en belfort.
Alleen het witstenen bovenste gedeelte van de belforttoren was er nog niet in 1302.

Tijdelijke verenigde handelscompagnieën werden opgericht om de risico's van de buitenlandse handel te spreiden. Denk maar aan de Londense Hanze die door Vlaamse handelaars werd opgericht. Koerierdiensten tussen de grootste commerciële centra van het noorden en de Italiaanse steden zorgden ervoor dat de brieven van de kooplieden veilig en snel gans Europa doorkruisten. Grootboeken met aparte pagina's voor debiteren en crediteren werden in de 14de eeuw een populair instrument om alle handelsverrichtingen administratief op te volgen.

einde

Meer info over de economie in Vlaanderen circa 1302 kan u o.a. terug vinden in :
J. DUMOLYN en P. STABEL, Aan de zijlijnen van een conflict?, in P. TRIO, D. HEIRBAUT en D. VAN DEN AUWEELE (red.), Omtrent 1302, Leuven, 2002.