Brugge en Gent revolteren
Het zegel van Pieter de Coninck.
In Brugge is de wever Pieter de Coninck op het voorplan getreden. Hij is een begaafd redenaar en
dank zij dit talent kan hij de volksmassa motiveren om voor hun zaak op te komen. Het Brugs stadsbestuur beschouwt hem als een
gevaarlijke opjutter en laat hem gevangen nemen in juni 1301. Het volk komt hem echter bevrijden uit de gevangenis. De Liebaarts
veroveren de stad en nemen het bestuur over. Landvoogd Jacques de Châtillon kan dit uiteraard niet laten gebeuren en trekt met een
kleine krijgsmacht naar Brugge om de muiterij te bestraffen. Hiertegen zijn de Liebaarts nog niet opgewassen en ze geven de stad over.
De opstandelingen met Pieter de Coninck op kop, worden verbannen. De landvoogd heft als strafmaatregel alle privileges van de stad
op, wat tot gevolg heeft dat iedereen ontevreden is.
Ondertussen zitten de zonen van Gwijde van Dampierre die niet in Frankrijk gevangen zitten, niet stil.
Onder impuls van de Naamse graaf Jan beginnen zij een algemene opstand tegen het Franse bestuur te organiseren. Jan van Namen
vraagt aan Pieter de Coninck om terug naar Brugge te gaan met zijn aanhang en het bestuur van de stad weer over te nemen. Dit gebeurt
in december 1301.
In Gent wordt in maart 1302 de belasting van het ongeld weer ingevoerd. Het volk komt hiertegen in
opstand en de Leliaarts van de stad worden opgejaagd. Zij proberen zich te verschansen in het Gravensteen in het centrum van de stad,
maar moeten zich al gauw overgeven. Ook Gent heeft nu een bestuur van Liebaarts.
|